Hoe de democratie in de provincie begon
Het bestuur van de provincie kent een lange geschiedenis. Eeuwen geleden ontstond hier in Drenthe de voorloper van de Gedeputeerde Staten.
De Drenten zijn van oudsher gewend hun eigen boontjes te doppen. Onder de bomen van de brink beslisten ze samen over wat er in het dorp moest gebeuren. Ze staken samen de handen uit de mouwen als de kerk gerepareerd moest worden. Of als het gras op de brink te hoog stond. Ook vroeger waren er belangen die verder reikten dan de grenzen van het eigen dorp. Zo waren er doorgaande wegen over de hei, die om gezamenlijk onderhoud vroegen en moesten er afspraken komen over de marktdagen.
Kerspel en dingspel
Dorpen en buurtschappen hadden in de Middeleeuwen hun eigen bestuursvorm: het kerspel. Deze kerspelen waren voortgekomen uit een oude kerkelijke, bestuurlijke indeling. Daarnaast kende Drenthe rechtsdistricten, de dingspelen. Sinds het einde van de vijftiende eeuw bestond er een bestuursvorm voor Drenthe als geheel: de Landdag. Tijdens de vergaderingen van deze Landdag hadden boeren (alleen zij die in bezit waren van een eigen erf en bedrijf) het recht om mee te praten en te beslissen. Drenthe werd na een woelige periode van oorlog, waaraan in 1594 een einde kwam, niet opgenomen in de Staten-Generaal, omdat het als arm gebied werd beschouwd. Wel hadden de Staten-Generaal in Den Haag invloed op het Drentse bestuur.
Voorloper
Zij drongen aan op het vormen van een nieuwe bestuursvorm: in 1603 werd het College van Drost en Gedeputeerden ingesteld. Zij moesten zich vooral bezighouden met de heffing van belastingen, maar gingen al gauw functioneren als een dagelijks bestuur. Deze bestuursvorm kan gezien worden als de verre voorloper van de huidige gedeputeerde staten. Het hoogste gezag lag bij de Landdag Drenthe, waarin nu ook de edellieden zitting hadden. Deze voorloper van de provinciale staten vestigde zich rond 1600 in Assen, in de voormalige kloostergebouwen aan de Brink. Later zou op die plek het provinciehuis verrijzen.
Stemrecht
Na het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden (1813) onder koning Willem I, werden in het hele land Staten der Provinciën ingesteld. De leden werden gekozen door mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaald hadden. Alleen zij hadden toen stemrecht. De statenleden kozen op hun beurt de leden van de Tweede Kamer. In onze ogen niet erg democratisch, maar het was wel voor het eerst dat Nederland een gekozen, nationale vertegenwoordiging had.
Sinds 1848 worden de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks gekozen. De provinciale staten kiezen sindsdien de leden van de Eerste Kamer. Daarmee werd de invloed van de Koning aan banden gelegd, die tot dan toe de leden van de Eerste Kamer benoemde.