‘Kijk, daar komen de pannenkoeken vandaan!’


Hoe help je boeren die concrete stappen willen zetten naar een andere bedrijfsvoering waarbij landbouw en natuur elkaar versterken? Met het programma natuurinclusieve landbouw (NIL) bijvoorbeeld. Met dit programma wil Staatsbosbeheer boeren langjarige pachtcontracten bieden en daarmee tijd en zekerheid om die omschakeling ook echt te maken. De jonge melkveehouder Nick van den Pol legde samen met teamleider Godfried Vis zo’n 40 natuurmaatregelen vast in een plan voor 12 jaar. ‘Oprechte interesse in elkaar is de basis voor onze samenwerking!’

Zestien jaar geleden – Nick was nog maar 12 jaar oud – verhuisde de familie Van den Pol vanuit het midden van het land naar Ruinerwold in het Zuidwesten van Drenthe. Daar, in het kwelgebied van het Dwingelderveld, hadden ze meer ruimte voor hun melkveebedrijf. Nick: ‘Het land was niet goed beheerd en de opbrengst viel best tegen. Steeds intensiever boeren – de koeien binnenhouden en zoveel mogelijk gras van het land halen - leek het enige antwoord.’ Leek, want tijdens zijn studie dier- en veehouderij in Dronten ontdekte Nick dat het ook anders kan. Anders moet. ‘Er is volgens mij geen ontkomen aan. Vergroening is de trend. Ook wij zullen meer in balans met de natuur moeten boeren en dat willen we ook, alleen moeten we er wel een goede boterham aan kunnen verdienen.’

Duurzaam ondernemerschap

De samenwerking met Staatsbosbeheer biedt die mogelijkheid. Godfried: ‘Voor ons gaan natuurbeheer en duurzaam ondernemerschap hand in hand. Ook in de omschakeling naar natuurinclusieve landbouw is natuur even nuttig als onmisbaar. Met zo’n 4.000 hectare aan pachtgronden helpen we boeren om die transitie te maken. Tegelijkertijd verbeteren we daarmee de kwaliteit van onze eigen natuurterreinen.’ Familie Van den Pol is het eerste reguliere melkveebedrijf in Drenthe waarmee Staatsbosbeheer afspraken heeft gemaakt over maatregelen om de biodiversiteit te versterken. Op de 24 hectare kruiden- en faunarijke graslanden die ze voor Staatsbosbeheer beheren en op de 68 hectare van hun eigen bedrijf. Godfried: ‘Een plan voor 12 jaar betekent dat Nick kan investeren en experimenteren met nieuwe verdienmodellen. Bovendien heeft hij met de extra natuurgrond die hij van ons pacht meer grond om extensiever te boeren en toch rendabel te blijven.’

We helpen boeren om over te schakelen

Ortolaan

De samenwerking tussen Nick en Godfried laat zien hoe natuur en landbouw elkaar kunnen versterken. ‘Nick bewerkt een stuk voormalig landbouwgrond van ons op het Dwingelderveld, vertelt Godfried. ‘In zes jaar tijd willen we de grond verder verschalen, zodat de heide er weer tot bloei kan komen. Doordat Nick het stuk grond tijdelijk als natuurakker beheert, bloeien er veel kruiden met nectar en kunnen vogels er bijvoorbeeld een schuilplek hebben. We hebben samen een teeltplan gemaakt. Nick verbouwt er granen, zoals rogge en boekweit. Het zijn gewassen die goed passen in dit gebied en bijdragen aan de biodiversiteit. Het eerste succesje is al een feit. Laatst spotte een vogelaar de ortolaan, een vogel die je nog maar zelden ziet in ons land.’

Boerderijwinkel

De opbrengst van de natuurakker verkoopt Nick op zijn beurt in boerderijwinkel en dagbesteding Het Ambacht. Die begon hij twee jaar geleden met zijn vriendin in het centrum van Ruinerwold. ‘Hier brengen we lokale producten van onszelf en van andere boeren letterlijk naar de mensen toe. We verkopen er bijvoorbeeld melk, vlees, brood, kaas en bier uit eigen brouwerij. De boekweit van de natuurakker verwerken we in pannenkoekenmeel. Zo vertellen we het verhaal achter ons voedsel en laten zien waar het vandaan komt. Onze ambitie? Dat mensen over de heide van het Dwingelderveld lopen en roepen: kijk, daar komen de pannenkoeken vandaan!’

We vertellen het verhaal achter ons voedsel.

Dotterbloem

Ook op het eigen bedrijf neemt de familie Van den Pol allerlei maatregelen om de biodiversiteit te versterken. Godfried: ‘Nick en zijn vader zetten flinke stappen op weg naar een minder intensieve en groene bedrijfsvoering. Zo hebben ze het gebruik van kunstmest flink verlaagd en willen er op termijn zelfs helemaal mee stoppen. Dat geldt ook voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.  Daarnaast nemen ze maatregelen om bijzondere bloemen en kruiden op hun land terug te krijgen, zoals de dotterbloem.’ Een ander onderdeel van het programma is het inzaaien van de randen van hun percelen met bloemzaad. Goed voor insecten als bijen, hommels en zweefvliegen. Nick: ‘Die bloemen willen we plukken en als boeketten verkopen in onze winkel. Zo snijdt het mes aan twee kanten.’

Compost

Nog een mooi voorbeeld van win-win: Nick gebruikt het natuurmaaisel van de pachtlanden als voedsel voor zijn vee. De rest verwerkt hij tot compost. Daarnaast levert Staatsbosbeheer jaarlijks 50 tot 100 ton eigen maaisel voor verwerking. Dat scheelt hen in kosten en de familie Van Den Pol kan het goed gebruiken. Nick is dan ook tevreden met de samenwerking. ‘Hoewel we pas over een aantal jaren weten wat het oplevert, zijn we blij dat we deze weg zijn ingeslagen. We zijn lekker met ons bedrijf bezig en weten waarvoor we het doen. En heel belangrijk voor ons: het verhaal klopt.’

‘Belangrijk voor ons: het verhaal klopt.’

Aanpakkers

In een tijd waarin natuur en landbouw vaak tegenover elkaar staan, is succesvolle samenwerking niet vanzelfsprekend. Wat hun geheim is? ‘Het begint bij oprecht in elkaar geïnteresseerd zijn’, vertelt Nick. ‘Als we oog hebben voor elkaars vakmanschap kunnen we elkaar echt versterken.’ Godfried vult aan: ‘We zijn onder de goede voorwaarden met elkaar aan de slag. We delen ons enthousiasme, zijn open over verschillen en kijken hoe we die kunnen overbruggen. Nick is ondernemend, dat scheelt. Een aanpakker en hij is niet bang. En net zoals heel veel boeren een echte natuurliefhebber.’

Samenwerkingen

Goed voorbeeld doet volgen, zou je zeggen. Godfried: ‘Binnen ons programma maken we met nog veel meer boeren in heel Nederland vergelijkbare afspraken. Daarvoor is het wel nodig dat landelijke en regionale overheden dit soort programma’s ook echt een centrale plek geven in hun beleid en bereid zijn er voor langere tijd achter te gaan staan. Anders blijft het bij losse samenwerkingen.’