Regelgeving soortenbescherming


Wat de wet zegt, samengevat

  • Ga zorgzaam om met alle in het wild levende dieren en planten. Breng nooit onnodig schade toe.
  • Pluk of beschadig geen beschermde planten.
  • Vang of dood geen beschermde dieren.
  • Pak of breek geen eieren van beschermde dieren.
  • Verwijder geen nesten, holen of andere verblijfplaatsen van beschermde dieren. Beschadig ze niet en maak ze niet ontoegankelijk.
  • Verstoor beschermde dieren niet zodanig dat ze hun eieren of jongen (te) lang achterlaten of niet meer terugkeren.
  • Ontheffing van deze verboden is alleen mogelijk wanneer is voldaan aan de in de wet gestelde voorwaarden.

Beschermingsregimes

De bescherming van soorten is geregeld in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving. De bescherming is verdeeld in drie groepen (beschermingsregimes) met eigen beschermde soorten én eigen regels.

De verdeling in drie beschermingsregimes is ontstaan doordat naast de nationale wetgeving ook Europese verdragen in de wet zijn vastgelegd. De regels van de drie beschermingsregimes lijken erg op elkaar, maar verschillen toch op enkele punten.

Hier vindt u een lijst van beschermde soorten per beschermingsregime.

Twee beschermingsregimes komen voort uit Europese verdragen.

  • De Europese Vogelrichtlijn, die de bescherming regelt van in Europa in het wild voorkomende vogels. Alle van nature in Nederland voorkomende vogels zijn beschermd. Van huismus tot nachtegaal. Van gierzwaluw tot grauwe gors.
  • De Europese Habitatrichtlijn, waarin andere in Europa van nature voorkomende dieren en planten zijn beschermd. Zo zijn alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten beschermd onder de Habitatrichtlijn. Maar bijvoorbeeld ook de kamsalamander, de wolf en de noordse winterjuffer (in Drenthe voorkomende zeldzame libel).

Het derde beschermingsregime is voor dieren en planten die niet in de Europese verdragen zijn opgenomen, maar die voor Nederland wel van belang zijn.

  • Deze nationaal beschermde soorten staan genoemd in de bijlagen bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. Daar treft u bijvoorbeeld de eekhoorn, de ringslang, de roggelelie en de sleedoornpage.

De omgevingsvergunning voorwaarden

Om voor een omgevingsvergunning in aanmerking te komen, moet uw project in ieder geval voldoen aan de volgende drie voorwaarden.

  1. Er is geen bevredigend alternatief voor het project, waarbij geen of minder negatieve effecten voor beschermde dieren en planten ontstaan.
    Een omgevingsvergunning kan niet worden verleend zo lang er alternatieven mogelijk zijn. Denk hier bijvoorbeeld aan: werken buiten het broedseizoen, verplaatsen naar andere locatie, andere werkwijzen, maatregelen vooraf en tijdens het project, en herstelmaatregelen achteraf om de schade voor beschermde soorten te compenseren. De schade voor de natuur moet zoveel als kan uitgesloten en geminimaliseerd worden.
  2. Het project is nodig in het kader van een in de wet genoemd belang.
    Het Besluit kwaliteit leefomgeving somt een aantal belangen op binnen welk kader omgevingsvergunning mogelijk is. Deze belangen verschillen per beschermingsregime. Is uw project niet nodig in het kader van een genoemd belang, dan is vergunningverlening niet mogelijk.
    De voor de Europese Vogelrichtlijn geldende belangen vindt u onder artikel 8.74j, voor de Europese Habitatrichtlijn onder artikel 8.74k en voor de nationaal beschermde soorten onder artikel 8.74l van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
  3. Het project heeft geen negatief effect op de populatie.
    Een omgevingsvergunning kan niet worden verleend wanneer de beschermde soort als gevolg van het project (lokaal, regionaal of landelijk) in zijn voortbestaan wordt geschaad.


Provinciale vrijstelling

Provincies mogen een vrijstelling van de verboden in de wet verlenen voor bepaalde soorten en onder bepaalde voorwaarden. Als uw project voldoet aan deze voorwaarden en er komen enkel soorten voor die zijn aangewezen, dan hebt u geen ontheffing nodig. In de provinciale omgevingsverordening  vindt u in bijlage IV de in Drenthe aangewezen soorten voor deze vrijstelling. In paragraaf 3.2.1 vindt u de aan de vrijstelling gestelde voorwaarden.

Goedgekeurde gedragscodes

Sommige organisaties voeren regelmatig dezelfde soort onderhoudswerkzaamheden uit. Denk bijvoorbeeld aan gemeenten of waterschappen. Om te voorkomen dat zij steeds opnieuw ontheffing moeten aanvragen, kunnen zij werken volgens een door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) goedgekeurde gedragscode. Eenieder die voldoet aan de voorwaarden die geschetst worden in de gedragscode en de beschreven maatregelen treft, kan hiervan gebruik maken en heeft geen ontheffing nodig.

Stappenplan

Beantwoord 8 vragen om te zien of u een ontheffing nodig hebt.

Nest verwijderen

U wilt werkzaamheden gaan uitvoeren op een plek waar beschermde planten en dieren voorkomen? Het kan zijn dat u te maken krijgen met soortenbescherming en een ontheffing nodig heeft. Denk bijvoorbeeld aan regels rondom het broedseizoen en jaarrond beschermde nesten en rustplaatsen van vogels.