Ganzenpoep en hoogveenontwikkeling, een lastige combinatie


De Natura 2000-gebieden Fochteloërveen en Bargerveen zijn beroemde hoogveengebieden met zeer bijzondere natuur. Daarbij horen onder meer kwetsbare en zeer zeldzame hoogveenbegroeiingen met tal van vogelsoorten die in een dergelijk gebied prima kunnen leven. Daarom krijgen zowel de bijzondere natuurtypen als een aantal vogelsoorten door de aanwijzing speciale bescherming. Tot die speciaal aangewezen te beschermen vogelsoorten behoren niet alleen fijnproevers als grauwe klauwier en paapje, maar ook robuuste soorten zoals de toendrarietgans en de kolgans. Van deze twee laatstgenoemde soorten leven er in de winter grote aantallen in het Fochteloërveen en het Bargerveen.

Ganzen zijn niet alleen verantwoordelijk

De twee ganzensoorten slapen ’s nachts op grote plassen in het veen en eten overdag hun buik vol op aanpalende landbouwgronden. Tijdens hun nachtelijk verblijf laten de ganzen veel poep achter. Hoogveen kan alleen bestaan onder zeer voedselarme omstandigheden. Mestarme omstandigheden dus. De ganzen zorgen echter voor de aanvoer van veel mest. Het actief beschermen en beheren van hoogveen lijkt dus op gespannen voet te staan met de aanvoer van mest door de ganzen. Daarom is er recent onderzoek gedaan over de vraag in hoeverre de ganzen de ontwikkeling van hoogveen in de wielen rijdt. Daarvoor moet er een duidelijke scheiding worden aangebracht tussen alle andere negatieve invloeden in het veen en de invloed die ganzen hebben. Denk bij het eerste facet aan verdroging door de hete zomers, de neerslag van stikstof en de effecten van ontginning in het verleden.

Kleinere wateren de oplossing?

De wetenschappers hebben kunnen aantonen dat vooral in het Bargerveen een duidelijke relatie bestaat tussen de mest van ganzen en het niet op gang komen van hoogveenontwikkeling in enkele open wateren in dit reservaat. De groei van veen wordt duidelijk sterk vertraagd tot vrijwel onmogelijk in deze delen van het gebied. Dat is af te lezen in de aan- of juist afwezigheid van plantensoorten en kiezelwieren. Gelukkig hebben de ganzen geen negatieve invloed op de aanwezige unieke hoogveenbegroeiing elders in beide reservaten. Daar komen de ganzen nauwelijks. De plassen waar de ganzen bij voorkeur overnachten zijn dermate groot, dat er ook zonder ganzen slechts heel langzaam hoogveen op gang kan komen. Dat komt doordat de wind golfslag veroorzaakt, terwijl veenmossen en andere hoogveenplanten juist rustig water nodig hebben. Daarom verdient het aanbeveling om de grote plassen in te delen in kleinere plassen, zodat hoogveenvorming op gang kan komen. In het Bargerveen is daar al mee begonnen, terwijl dit in het herstelplan voor het Fochteloërveen onderwerp van onderzoek is. Door dit zo aan te pakken dat zowel locaties ontstaan waar hoogveen zich kan vestigen, terwijl er voldoende wateren over blijven voor de ganzen worden in de reservaten worden beide doelen bediend.

Rapport: “Effecten van guanotrofie door ganzen op het Fochteloërveen en Bargerveen (pdf, 16 MB)” door R.J.W. van de Haterd, H.L. Schepp, H.B.M. Tomassen, G.L. Verweij en O.W.M. Duijts. Rapport 20-330. Bureau Waardenburg, Culemborg. 2021