Mogelijkheden omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit


Wie een project start of uitbreidt moet ervoor zorgen dat daarbij niet meer stikstof in de natuur terecht komt dan er al is. Daarnaast kunnen er zogenaamde overige effecten optreden door een project.

Stikstof

Als bij een activiteit toch stikstof vrijkomt, moet de initiatiefnemer zelf zorgen voor voldoende ‘stikstofruimte’ om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit te kunnen krijgen.

Activiteiten zonder stikstofdepositie (≤ 0,00 mol/ha/j)

U heeft geen omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit nodig voor het onderdeel stikstof zolang uw volledige project minder uitstoot dan 0,00 mol/ha/j.

Beleidsregel

Aanvragen voor een vergunning worden getoetst aan de Beleidsregels bescherming natuur provincie Drenthe. De beleidsregel van de provincie geeft aan hoe de provincie omgaat met extern salderen en verleasen. Dit zijn algemene regels die gelden voor alle sectoren.

Mogelijkheden vergunningverlening

Er zijn verschillende mogelijkheden waarmee stikstofruimte kan worden gecreëerd of gebruikt. voor nieuwe activiteiten. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de website van BIJ12 .

Intern salderen

U heeft geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig als u intern saldeert. Dit dient u te onderzoeken door hiervoor een voortoets te (laten) maken. Een daarin gespecialiseerd adviesbureau kan u hiermee helpen. Berekenen of er geen stikstof vrijkomt bij uw activiteit kan via de AERIUS Calculator.

Met intern salderen kunt u een bestaand project wijzigen zonder omgevingsvergunning voor een Natura-2000 activiteit. Intern salderen kan als de stikstofdepositie die u op een locatie mag uitstoten (op basis van bestaande rechten) niet toeneemt. U kunt bijvoorbeeld een wetenschappelijk bewezen emissie reducerende techniek toepassen die ervoor zorgt dat de uitstoot niet toeneemt. Hierbij kunt u ook denken aan bewezen effectieve maatregelen Proeftuin Natura 2000.  U lost het binnen uw eigen bedrijf op; intern salderen.

Extern salderen

Op dit moment is het niet mogelijk om extern salderen toe te passen. Lees meer in het nieuwsbericht over de natuurdoelanalyses.

Als intern salderen geen oplossing is, dan kunt u bijvoorbeeld (een deel van een) bedrijf opkopen van een ondernemer die stopt. U kunt dan 70% van de stikstofemissie van dat bedrijf overnemen. De overige 30% mag niet ingezet worden voor ontwikkelingen en draagt daarmee bij aan het verlagen van de totale stikstofneerslag. U lost het buiten uw eigen bedrijf op: extern salderen.

Voordat u een aanvraag indient waarbij externe saldering wordt toegepast, dient u van dit voornemen een melding te doen. Stuur een mail naar vth@drenthe.nl.

Verleasen

Verleasen is niet mogelijk zolang extern salderen niet mogelijk is (zie hiervoor het kopje extern salderen hierboven). Dit komt omdat verleasen een vorm is van extern salderen.

Als u tijdelijk stikstofruimte nodig heeft, kunt u ook denken aan verleasen. Dit is een tijdelijke vorm van extern salderen, waarbij een natuurvergunning kan worden afgegeven voor een tijdelijke depositie in een beperkte, vooraf afgebakende periode. Dit is mogelijk als de saldogevende activiteit tijdelijk geheel of gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld. Net als bij extern salderen mag 30% niet ingezet worden voor ontwikkelingen en draagt daarmee bij aan het verlagen van de totale stikstofneerslag. Echter, bij verleasen kan de saldogever, op het moment dat hij zijn stikstofruimte niet meer verleast, weer 100% zelf gebruiken.

Ecologische beoordeling

Als de stikstofuitstoot van uw project heel laag is of tijdelijk is, dan kan een ecologische onderbouwing uitkomst bieden. Als deze beoordeling aangeeft dat er geen significant effect op beschermde natuurgebieden is, is het mogelijk de activiteit uit te voeren.

ADC-toets

Als u een project wilt starten waarbij de stikstofuitstoot kan leiden tot negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden, dan kunt u een ADC-toets uitvoeren om alsnog een vergunning te krijgen. U moet dan aantonen dat er geen Alternatief is, er voor het project een dwingende reden is van groot openbaar belang is, en de schade aan de natuur wordt gecompenseerd. Naar huidig inzicht is de ADC-toets alleen bruikbaar voor een beperkt aantal grootschalige publieke projecten.

Overige effecten

Negatieve gevolgen op instandhoudingsdoelstellingen van soorten kunnen plaatsvinden bij uitvoering van activiteiten in de directe omgeving van een Natura 2000-gebied. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het geluid dat wordt veroorzaakt bij het uitvoeren van werkzaamheden. Dit werkt verstorend voor de aangewezen soorten binnen dat gebied. Andere voorbeelden zijn het onttrekken van grondwater of het organiseren van evenementen in of rond Natura 2000-gebieden. Door middel van een voortoets kan worden vastgesteld of u eventueel een vergunning nodig heeft. De voortoets geeft een aanwijzing over de mogelijke negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden. Uit de voortoets volgt ook welke vervolgstappen nodig zijn. Soms blijkt uit de voortoets dat er zeker geen negatieve effecten voor natuurgebieden zijn. Dan is er geen vergunningplicht en de initiatiefnemer hoeft verder niets te doen. Als er wel mogelijke negatieve effecten zijn volgt een verdere toetsing.

Een voortoets wordt uitgevoerd door een ecologisch deskundige. In de voortoets worden de mogelijke gevolgen van de activiteit voor de relevante Natura 2000-gebieden onderzocht. De voortoets geeft een aanwijzing over de mogelijke negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden.

Uit de voortoets kunnen de volgende twee scenario’s komen:

  1. Er is zeker geen significant effect op de beschermde waarden in het Natura 2000-gebied. In dat geval heeft de initiatiefnemer geen vergunning nodig en kan hij verder gaan met zijn activiteiten.
  2. Er is kans op een significant effect. In dat geval moet er een natuurvergunning aangevraagd worden. Of deze vergunning verleend kan worden, hangt af van de door de initiatiefnemer aan te leveren passende beoordeling.

Passende beoordeling

De passende beoordeling is een vervolg op de voortoets. Een passende beoordeling moet worden opgesteld door een daarin gespecialiseerd adviesbureau. In de passende beoordeling moet worden onderzocht of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied door zijn activiteit in gevaar komen en als dat het geval is of er (mitigerende) maatregelen ingezet kunnen worden om dit gevaar met zekerheid weg te nemen. In het geval van een passende beoordeling moet er altijd een natuurvergunning aangevraagd worden voordat het project opgestart mag worden. De passende beoordeling moet namelijk door het bevoegd gezag (de provincie) worden beoordeeld.

Heeft u een vraag over vergunningverlening? Bekijk de veelgestelde vragen op de website van BIJ12.