Nuilerveld; van dekzand naar stuifzand
Het landijs heeft in de op een na laatste ijstijd (Saalien) in de omgeving een laag keileem achtergelaten.
Dit komt op verschillende plaatsen in en rond het gebied nabij de oppervlakte voor. Keileem is een sterk samengeperste grondsoort die zowel uit grove (veldkeien) als uit fijne delen (leem) bestaat en is daardoor slecht doorlaatbaar voor water.
Tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) heeft de wind de oudere afzettingen bedekt met een laag dekzand. Onder poolwoestijn-omstandigheden werden op grote schaal zandkoppen en –ruggen gevormd.
Op de geomorfologische kaart is goed zichtbaar dat het huidige Nuilerveld gelegen is op een omvangrijke grillig gevormde dekzandkop met uitlopers. Er is een hoefijzervormig patroon in te herkennen met de opening naar het noordoosten. Mogelijk is dit een vrij omvangrijk sikkelduin geweest.
Ten zuiden en ten noorden van de dekzandkop zijn beekdalen uitgesleten die onderdeel zijn van de bovenloop van de naar het zuidwesten stromende Wold Aa / Ruiner Aa.
Intrigerend is de laagte onmiddellijk ten zuiden van het Nuilerveld die in dit beekdal ligt langs de Kampiepensweg en die lokaal het ‘Kampiepensveentje’ wordt genoemd.
Deze laagte is hoogstwaarschijnlijk een pingo-ruïne; een restant van een ijsheuvel die gevormd is tijdens de laatste ijstijd. De oorsprong van de namen ‘Kampiepensweg’ en ‘Kampiepensveentje’ is nog in onderzoek.
De relatief hoge ligging van het huidige Nuilerveld zorgde periodiek voor kurkdroge omstandigheden.
In combinatie met het frequent afplaggen van de heide door de boeren van Nuil is dit al een mogelijke oorzaak voor het ontstaan van het stuifzandgebied op deze locatie.
Daar kan nog een element aan toegevoegd worden en dat is een relatief druk bereden zandweg van Pesse/Eursinge naar Drijber die dwars door het gebied liep.
Op de Franse topografische kaart van 1811/1812 is deze weg aangegeven als ‘Chemin de Drieber’ en is het huidige Nuilerveld aangegeven als ‘Eursinger Zand’. De (veen)stuifplateaus zijn op deze kaart al duidelijk herkenbaar ingetekend.
Op de topografische kaart van 1900 is de zandweg door het reliëfrijke stuifzandgebied nog steeds aanwezig. Rond 1940 werd de zandweg steeds minder gebruikt en werd de weg op kaarten nog met een stippellijn aangegeven.
Rond 1950 werd een zandweg aangelegd om het grillige stuifzandgebied heen. Dit werd de voorloper van de Hendrik Reindersweg die vanaf de tweede helft van de jaren vijftig als verharde weg met een grote boog om het stuifzandgebied heen loopt.
De weg is genoemd naar Hendrik Reinders, de grote ontginner, die rond Pesse zo’n 130 ha ‘woeste grond’ in cultuur heeft gebracht. Reinders heeft ook het Zwarte Water grotendeels drooggelegd en ontgonnen.
Maar nog steeds is het tracé van de oude doorgaande weg herkenbaar in het Nuilerveld, onder andere aan de inham in de steilrand van het grote zuidelijke stuifplateau.
Het is heel aannemelijk dat de zandverstuiving dus is ontstaan door de combinatie van de hoge ligging op een dekzandkop met het intensief afplaggen en berijden van het heidegebied.
Waarschijnlijk begon het stuiven in het Nuilerveld pas rond 1800, toen de boeren steeds dikkere heideplaggen gingen steken ten behoeve van een steeds intensievere landbouw.