Hondsrug
De voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 350.000 - 100.000 jaar geleden), heeft een grote stempel gedrukt op het Drentse Landschap. Vanuit noordoostelijke en later vanuit noordwestelijke richting schoven dikke pakketten landijs langzaam over Noord-Nederland.
De enorme gletsjers konden soms wel een kilometer dik zijn. Alles wat los en vast zat, werd van de aardkorst afgeschraapt. Rotsblokken, grind-, zand-, leem- en kleigronden; het werd allemaal onder het pakket ijs meegeschuurd, verbrokkeld, vermengd en sterk samengeperst. Na het afsmelten van de ijsmassa bleef dit materiaal, door de grote diversiteit in samenstelling toepasselijk ‘keileem' genoemd, in Drenthe als een enigszins bolvormige en gegroefde plaat achter.
Keileem vormt de kern van het zogenaamde Drents-Friese Plateau. De Hondsrug en de parallelle ruggen ten westen daarvan, geven de richting aan van het relatief snel in zuidoostelijke richting oprukkende landijs.
Op deze manier boetseerde het landijs de hoofdvormen van Drenthe, waarbij de lijnrechte Hondsrug van Emmen tot Groningen tegenwoordig nog steeds in het oog springt.
Toen het landijs zich steeds verder terugtrok in de richting van het tegenwoordige Oost-Groningen, werd het oerstroomdal van de Hunze gevormd. Het smeltwater van de ijsmassa's stroomde door de lage zeespiegel snel in noordwestelijke richting, waardoor het water zorgde voor een diepe insnijding. Aan de oostflank van de Hondsrug ontstond een zeker 50 meter diep en kilometers breed smeltwaterdal. Het dal werd later grotendeels opgevuld door inwaaiend zand. Door het stijgen van de temperatuur en het stagneren van water, begon vanuit het Hunzedal de veenvorming op gang te komen.
Op de Hondsrug is keileem op veel plekken nabij de oppervlakte en soms met een behoorlijke dikte aanwezig. Dit is overal op de Hondsrug goed waarneembaar aan alle zwerfstenen, waarmee akkers bezaaid en boerenerven opgeleukt zijn. Op het Drouwenerzand zijn, als gevolg van het omhoogdrukken van de keileem door de in de ondergrond aanwezige zoutpijler, alleen nog restanten van keileem aanwezig.
Alleen de grovere resten zijn achtergebleven (= keizand); alle leemdeeltjes zijn door erosie verdwenen. In de uitgestoven laagten ligt hier en daar een veldkei aan de oppervlakte en zien zelfs oudere afzettingen het daglicht.
Dit bestaat meestal uit het fijne, witte en glimmerrijke, en daardoor in het zonlicht schitterende, zogenaamde premorenale zand. Premorenaal betekent dat het zand is afgezet voordat het landschap werd bedekt met het landijs uit de voorlaatste ijstijd. Uit nog dieper gelegen lagen van oude rivierafzettingen wordt door de WMD (Waterleidingmaatschappij Drenthe) in de nabijheid van het Drouwenerzand (waterwingebied Gasselte) drinkwater gewonnen uit grondwater.
Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 70.000 - 10.000 jaar geleden), deed de wind er nog een schepje bovenop. Het door het landijs geboetseerde landschap werd afgedekt door een golvende deken van verwaaid zand. Onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die in de tegenwoordige toendra's, kreeg de vegetatie destijds nauwelijks grip op de grond, maar de harde wind des te meer.
De gevriesdroogde bovenlaag van de aan de oppervlakte liggende sedimenten werd door de wind meegenomen en op luwere plaatsen weer neergelegd. Een groot deel van Nederland raakte overstoven met een laag zand. Omdat dit zand over de andere sedimenten werd afgezet, kreeg het de naam 'dekzand'. Ook over de Hondsrug kwam een laagje dekzand te liggen.
Toen, enkele eeuwen geleden, mede door intensief gebruik van het landschap plaatselijk de vegetatie verdween en het dekzand opnieuw door de wind kon worden verstoven, werd de klok als het ware 10.000 jaar teruggedraaid.