Vuilstortplaats
In de jaren zestig begonnen gemeenten steeds meer te worstelen met hun huisvuil. Voorafgaand aan de jaren zestig bestond het fenomeen ‘huisvuil' nog nauwelijks op het Drentse platteland.
Afval werd hergebruikt totdat het echt niet meer kon. Datgene wat overbleef werd in een gat bij de boerderij gestopt en/of in de fik gestoken. Vanaf de jaren zestig werd het huisvuil door de gemeenten verzameld en die vonden altijd wel een plekje waar het vuil gestort kon worden.
De gemeente Vries ondernam in de eerste helft van de jaren zestig pogingen om het gemeentelijke huisvuil in een zandzuiggat, het zogenaamde ‘Bouwman's gat' bij Tynaarlo te kunnen storten. Dit ging wegens "bezwaren van hogerhand" niet door. Op 26 november 1965 schreven Burgemeester en Wethouders van Vries aan de gemeenteraad: "Het verheugt ons U thans een alleszins bevredigend voorstel terzake te kunnen doen. De gemeente-architect is n.l. tot overeenstemming kunnen komen met de heer H. Timmer te Donderen, van wie wij reeds eerder zand kochten, over een aankoop van ± 2 H.A. bouwland te Donderen."
In het kader van de ruilverkaveling ‘Peizermade' zou begin 1966 de huidige slinger in de Oosterwaterweg aangelegd worden, waardoor de percelen dan logistiek zeer gunstig zouden liggen voor het storten van vuil. Men was creatief, want voor en tijdens de vuilstorting zou tot een diepte van 1,5 à 2 m nog ongeveer 26.500 m2 extra zand ter beschikking komen. Voorts wordt in de brief vermeld: "Het terrein is voor vuilstorting zeker voor een termijn van 13 jaar voldoende, waarbij rekening is gehouden met enige stijging van de jaarlijks op te halen hoeveelheid vuil."
Op 12 april 1966 besloot de Gemeenteraad van Vries om de 2 hectare grond te kopen voor de inrichting als vuilstortplaats. Op 7 juni 1966 verleende het Provinciaal Bestuur van Drenthe de vergunning voor het verder ontgronden en het wederom opvullen met huisvuil van de betreffende 2 ha grond.
De stortplaats werd tot 1980 gebruikt voor het storten van huishoudelijk afval. Daarna bleef het nog jarenlang ongebruikt liggen en werd er alleen nog ‘slootafval' en grond gedeponeerd, waarmee de stortplaats ook werd afgedekt.
Volgens een proces verbaal, opgenomen in het gemeentearchief van Tynaarlo, werd de stortplaats op 13 maart 1984 nog even illegaal gebruikt voor het dumpen van enkele koelkasten, diepvriezers en wasmachines. In het proces verbaal wordt de situatie als volgt door de ‘dader' omschreven: "Langs de Oosterwaterweg zagen wij een stortplaats liggen en daar wij van dit grof vuil af wilden, reden wij de stortplaats op. De toegangshekken waren geopend. Op die stortplaats heb ik toen dat grof vuil van de wagen gegooid ... Ik voel mij niet schuldig aan deze overtreding, want dan had die man van de gemeente mij maar moeten waarschuwen."
Tijdens het ‘ontzanden' bood Timmer in het voorjaar van 1970 in verband met het opheffen van zijn boerderij ook het westelijke gedeelte van de zandgroeve Donderen ter verkoop aan.
Op 17 juli 1976 werd door de provincie Drenthe de ontgrondingsvergunning voor dit westelijke gedeelte nog een keer verlengd. Aan het eind van de jaren tachtig werd de ‘zandput', zoals de locatie in Donderen wordt genoemd, steeds minder intensief gebruikt.
De vuilstortplaats raakte steeds meer begroeid met bomen en de rest van het terrein werd geëgaliseerd en weer in gebruik genomen als landbouwgrond. Wat nog rest van de zandgroeve is een steilrand van enkele meters hoog.