Vergunning voor 'ontgrondingen'


In 1961 begint de ontwikkelingsgeschiedenis van de zandgroeve met een aanvraag van de voormalige gemeente Vries bij de Provinciale Staten van Drenthe om enkele percelen in eigendom van Hendrik Timmer te Donderen te mogen ontgronden.

In de aanvraag tot ontgronding staat beschreven dat het om een vrij geaccidenteerd terrein gaat van ongeveer 4 hectare dat in gebruik is als bouwland.

Voorts staat omschreven dat het de bedoeling is om het gehele terrein naar behoefte te ontgronden en het daarna wederom als bouwland aan de eigenaar ter beschikking te stellen en "het uitkomende zand zal in hoofdzaak worden gebruikt voor de aanleg van wegen en paden in uitbreidingsplannen, verder voor gladheidsbestrijding op de wegen, het aanvullen van gebouwen en voor andere kleine werken."

Het provinciaal bestuur van Drenthe verleende op 26 januari 1962 aan de gemeente Vries vergunning tot ontgronding van de percelen van Timmer, maar verbond hier wel een aantal voorwaarden aan. Zo diende "het toekomstig maaiveld te worden afgewerkt als een nagenoeg plat vlak."

Pas op 11 april 1963 kreeg Timmer van Burgemeester en wethouders van de gemeente Vries een brief met de tekst: "Hierbij delen wij U mede, dat in de komende maanden met het graven van zand in uw perceel zal worden begonnen".

Men begon in de oostelijke helft van het terrein met de graafwerkzaamheden en werkte in de richting van de huidige steilrand.