Geologie en bodem: hoofdlijnen van de veenontwikkeling
Na de laatste ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, veranderde het klimaat. Die verandering leidde tot een stijgende zeespiegelstijging en hogere grondwaterstanden. Het werd beduidend natter Grondwater bleef in laagtes staan, veenvorming begon.
Omstreeks 6000 jaar v.C. werd het veen zichtbaar in het moerasgebied dat we nu kennen als het Bargerveen, gelegen in de bovenloop van de Hunze. Tussen 5000 en 4900 v.C. droogde dit moeras kortstondig uit. Er ontstond een loofbos met vooral eiken, essen, iepen, hazelaars en linden.
Dit bos, waarin ook wat grove den voorkwam, “verdronk” uiteindelijk doordat het veen weer sterk uitbreidde. Na 4900 v.C. kregen veenmossen de overhand.
Veenmos kan enorm veel water vasthouden. Bovendien sterft het van onderen af en groeit het aan de bovenkant door, de hoogte in. Zodoende groeit het veenmos na verloop van tijd boven het grondwater uit.
Vanaf dat moment is de veenvorming niet langer afhankelijk van grondwater. Zo startte de ontwikkeling van echt hoogveen, dat zich uiteindelijk uitbreidde tot een gebied van 160.000 hectare in Drenthe, Groningen en aangrenzend Duitsland. Uiteindelijk groeide het veen zelfs tot over de uitlopers van de Hondsrug.
Tussen 4300 en 2700 jaar v.C. ging de hoogveenvorming langzaam, maar daarna en vooral na 2200 v.C. ging de veenvorming sneller en sneller.
In het veen bleef lokaal water staan en veenmeertjes ontstonden, de zogenaamde meerstallen. Het Zwarte Meer is een van de grootste veenmeren. Omstreeks 500 v.C. liep het Zwarte Meer in één keer leeg.
Pas enkele eeuwen later leek het Zwarte Meer zich weer met water te hebben gevuld. In het veengebied ontstonden erosiegeulen. De hoofdafvoer van het oppervlaktewater veranderde in die tijd.
De Hunze was niet langer de hoofdafvoer van het veenwater, maar het oostelijker gelegen veenriviertje de Runde nam die functie over. Door de onttrekking van water aan het veen werden veel voedingsstoffen afgevoerd. Het veenmilieu werd zuurder en zuurder. Zo ontstond een pakket mosveen.
Resultaat van het veenvormingsproces is een dikke laag hoogveen, bestaande uit verschillende soorten veen. De onderzijde van het veen bestaat uit een vette, zwarte laag, die gliedelaag wordt genoemd. Deze laag is ontstaan uit uitgespoelde humuszuren.
Op de gliedelaag ligt een laag zwartveen, opgevolgd door verschillende soorten witveen. Tijdens de ontginning werd de bovenste laag witveen, de zogenaamde bolsterlaag, teruggestort voor de verbetering van de landbouwgrond. De gebieden waar dit gebeurde worden dalgronden genoemd.