Cultuurhistorie

De structuur van de Hoogeveense Venen heeft geen duidelijke drager. Het wordt veroorzaakt door de relatief complexe en kleinschalige aanpak van de oudere veenontginningen vanaf de zeventiende eeuw. De overwegend noord-zuid en oost-west georiënteerde kanalen en lineaire bebouwingsstructuren zijn wel richtingbepalend.

De (verlengde) Hoogeveensche vaart vormt de basis en is de verbindende schakel in de veenontginningen. De structuur is nog herkenbaar aan de 'opgaanden', die als ontginningsas dienden, en aan de verschillende kavelrichtingen van de ontginningsblokken. Het veengebied is in twee fasen afgegraven: vanaf 1625 het gebied rond Hollandsche Veld en Alteveer en later in de negentiende eeuw de daaromheen liggende delen, gerelateerd aan de Verlengde Hoogeveensche vaart. Het bebossen van het Hollandsche Veld werd ingezet tegen de armoedige zandgronden die vanonder het veen bloot kwamen te liggen. Deze veenbossen en houtwallen benadrukken de langgerekte kavelstructuur.

De dorpen zijn van oorsprong lineair gevormd als gevolg van de ontstaansgeschiedenis langs wegen en kanalen.

Hoogeveen ontstaat vanaf 1625 als de venen aan snee zijn. De eerste kolonisten vestigen zich op de kruising van de Hoogeveensche Vaart en de eerste wijk in noordelijke richting. Daarna ontwikkelt de plaats zich als stedelijke kern vanuit het kruispunt van de twee belangrijke vaarten: de (verlengde)Hoogeveensche Vaart en de inmiddels gedempte Zuidwoldiger Opgaande.