Ruinerwold en Koekange

Net als Nijeveen hebben de wegdorpen Ruinerwold en Koekange hun ontstaan te danken aan de veenontginningen die vanuit het klooster van Ruinen werden opgezet. De randveenontginning in Koekange is in gang gezet in de twaalfde eeuw. Ruinerwold stamt ook uit deze periode. De ontginningen starten vanuit het beekdal van de Wold Aa en ontwikkelen zich steeds verder in noordwestelijke richting. De kavels zijn smal en, door het recht van opstrek uiteindelijk zéér lang. De ontwikkeling van de nederzetting tot aan het huidige dubbellint heeft in meerdere fasen plaatsgevonden, met een geleidelijke verschuiving, ook naar het noordwesten. Wat aanvankelijk groepen boerderijen waren, met elk hun eigen verbinding met de Wolddijk, groeit vanaf de achttiende eeuw langzaam aaneen tot het lint aan het Boerpad, en de latere dr. Larijweg.

In de bloeiperiode van de veeteelt rond 1900 breidt het dorp uit met een tweede bewoningslint aan de Wolddijk, waarbij het tussengelegen gebied open blijft. De nieuwe, rijkversierde boerderijen weerspiegelen de verworven rijkdom met name langs het Haakswold, dat als bijnaam 'Golden Endje' heeft. De ruilverkaveling in de jaren 1960-1970 heeft het verkavelingspatroon bij Koekange sterk doorbroken. Bij Ruinerwold is het slagenstelsel ook nu nog wel herkenbaar.