Celtic fields
Celtic fields zijn honingraatvormige prehistorische akkersystemen van vele hectares groot. De akkertjes waren gemiddeld 30 bij 30 m en omgeven door brede wallen. Deze laatste zijn geleidelijk ontstaan door de ophoping van afval dat bij de ontginning en het bewerken van de akkers vrij kwam: plaggen, veldkeien, stronken en oogstafval. Binnen of aan de rand van het Celtic field lagen de bijbehorende, zich regelmatig met de wisseling van de akkers verplaatsende boerenerven.
Meestal bestonden die uit een groep van drie tot vijf gelijktijdige boerderijen met bijbehorende opslagschuurtjes (spiekers), afvalkuilen en begravingen. Hoewel de oudste Celtic fields nog uit de late bronstijd stammen en het gebruik ervan doorloopt tot in de Romeinse ijzertijd, zijn ze toch vooral kenmerkend voor de ijzertijd (800-12 v.Chr.).Hoewel de walletjes van de overige Celtic fields niet of nauwelijks nog aan het oppervlak te zien zijn, wil niet zeggen dat ze niet meer waardevol zijn. In de bodem kunnen nog goed afleesbare sporen aanwezig zijn van fossiele akkerlagen, boerderijplattegronden en begravingen. Uit fossiele akkerlagen valt informatie te halen over de gewassen die verbouwd werden en aan de hand van ploegsporen kan iets gezegd worden over de wijze van grondbewerking. De mensen in de ijzertijd kenden in ieder geval naakte gerst en emmertarwe, in ieder geval het eergetouw en mogelijk al de keerploeg en oogstten hun gewassen met vuurstenen sikkels. Aanvankelijk lagen de Celtic fields vooral op de lichtere zandgronden waar ook de boeren uit het late steentijd en de bronstijd woonden en werkten. Dit betekent dat in de Celtic fields ook sporen van bewoning en begraving aanwezig kunnen zijn die teruggaan tot deze tijden. In de loop van de ijzertijd verschuiven de Celtic fields naar de zwaardere, keileembodems. Het uiteindelijke effect hiervan is dat de jongere Celtic fields en nederzettingen steeds dichter bij de historische esdorpen gelokaliseerd kunnen worden en onder huidige essen verscholen kunnen liggen.
Celtic fields zijn weliswaar iconen van Drenthe maar laten zich ook benoemen als een kennislacune of -leemte. Het opvullen van kennisleemte wordt binnen de huidige archeologie als een belangrijke opgave gezien.