Vennen
Door de keileemlaag in het Holtingerveld kan regenwater niet vlot in de bodem zakken. Daardoor ontstaan natte laagtes waar langdurig water blijft staan. Ook als er geen keileem in de bodem te vinden is, kan het lokaal toch kleddernat zijn. Dat komt doordat er een dun ondoordringbaar laagje van ijzer of aan elkaar gekitte plantenresten in de bodem aanwezig is. Ook op deze plekken zijn vennen en plassen ontstaan. In een enkel geval is een ven al in de laatste ijstijd ontstaan. De bovenste laag van de bodem was in deze tijd permanent bevroren. Doordat opwellend water van onderuit de bevroren laag bereikte, ontstond hier een flinke klomp ijs. Toen de bodem weer ontdooide bleef een met water gevuld ven over.
In de vennen groeien tal van bijzondere planten zoals drijvende waterweegbree. Langs de oevers is vaak een zone met hoogveen aanwezig. Hier groeien veenmossen, veenbes en witte snavelbies. In de plassen en vennen broeden watervogels zoals geoorde fuut en wintertaling. Opvallend zijn de vele soorten libellen die de oevers afschuimen op voedsel.
Veenplassen in het Holtingerveld
Het veen is voor Drenthe van groot belang geweest. Vanaf de Middeleeuwen gebruikten boeren de veenplassen in de buurt van hun dorp om turf voor eigen gebruik te graven. In de periode van 1600 tot 2000 is veen ten behoeve van de turfproductie systematisch afgegraven. Aanvankelijk profiteerden vooral de Hollandse steden hiervan en later ook de noordelijke industrie. In de 19e eeuw bereikten de verveningen hun hoogtepunt, waarna de steenkolen de turf verdrong.
De vele veenplassen in het Holtingerveld werden nog tot na de oorlog gebruikt door de boeren voor de turfwinning. We spreken hier over laagveen. Laagveen is al het veen waarvan de ondergrond beneden de gewone waterstand is gelegen en waarvan het grondwater niet kan wegvloeien. Op sommige plekken is het veen nog aanwezig vlak onder het stuifzand en veelal aan de rand van de stuifkommen.
Lees hier (pdf, 5.6 MB) voor meer.
Holtingerveld bosveen