Natte heidegebied grootste van West-Europa
De uitgestrekte vochtige heide van het Dwingelderveld is de grootste en best ontwikkelde van West-Europa. Natte slenken en droge zandruggen wisselen elkaar af. Daardoor is er veel variatie in plantengroei en dierenleven. In de natste delen groeien dopheide, veenpluis en klokjesgentiaan, en op de droge stukken staan struikheide en muizenoor. De natte stukken zijn deels afhankelijk van grondwater dat hier naar boven borrelt. Op deze plaatsen groeit de gele beenbreek, een kleine lelie. Roodborsttapuit, wulp en boomleeuwerik zijn slechts drie van de tientallen vogelsoorten die hier in de heide broeden.
Plaggen, van levensbelang voor heide
Plaggen speelt in het heidebeheer een hoofdrol. In vroeger tijden plagden boeren de heide om de zode te vermengen met schapenmest. Dit mengsel ploegde de boer onder op de akkers. Zo bleef de heide jong en vitaal, omdat er telkens weer nieuwe heideplanten op de geplagde bodem ontkiemden. Jarenlang is er nauwelijks geplagd, omdat boeren volop kunstmest gingen gebruiken. Daardoor verruigde de heide en groeide vol met taaie grassen als pijpenstrootje.
In 1978 werd opnieuw begonnen met plaggen, vlakbij bij het Smitsveen. Bedrijven ontwikkelden speciale machines waarmee tegenwoordig zelfs in het buitenland wordt geplagd. Nu plaggen de beheerders vrijwel ieder jaar een stuk vergraste heide. De resultaten zijn prima. Dop- en struikheide komen massaal terug, net als bijzondere planten zoals klokjesgentiaan en zonnedauw. Per hectare komt ongeveer 1.000 kubieke meter humus vrij, waar compost van wordt gemaakt. Soms wordt het materiaal afgevoerd naar akkers, net als vroeger.